Verhalen rond 13 juni 1944

 

 

De zes omgekomen bemanningsleden zijn op 15 juni 1944 begraven op de begraafplaats van Hall (Gemeente Brummen). Een tot de “buurt” behorende buurman van mij - Jan Lebbink in januari 2015 op 96-jarige leeftijd overleden -, die op ca. 400 meter van de begraafplaats woonde, werd door de Duitsers opgehaald om te helpen met het delven van de graven. De vader van Jan Schut uit Hall heeft als gemeente arbeider geholpen de lijken te kisten. Joop Teunissen 12 jaar oud in 1944 - van de Hallseweg in Hall heeft de lijken aan de rand van het zandpad zien liggen. Ze waren afgedekt met een groen zeil, terwijl de verbrande laarzen er nog onderuit staken.  Na de oorlog zette de moeder van Joop Thomassen uit Hall op 13 juni bloemen en met de kerst een kerststukje op de graven. Nadat ze overleden was doen  Dinie en Joop Thomassen dat 2 maal per jaar en i.v.m. 70 jaar bevrijding in 2015 ook op 4 mei. Ik bezocht de familie. Wanneer zij niet meer leven zal hun dochter de traditie voortzetten.

 

Vanaf 2017 zorgen leerlingen uit groep 8 van basisschool “De Vossestaart” voor de bloemen op de de graven. 

De zes graven in Hall met de bloemen op 4 mei.

 

bemanning hall2

 

In 2003 werd Henk Witteveen uit Loenen benaderd door de familie Zonneveld uit Loenen. Ze waren in gesprek gekomen met een Australiër, die op zoek was naar het graf van zijn vader, die in de oorlog tijdens een crash met een Lancaster bommenwerper was omgekomen. Even later stonden ze met Peter Cocker bij Witteveen op de stoep en heeft hij hem meegenomen naar het kerkhof in Hall. Het was voor beiden een emotionele gebeurtenis bij het graf van Eric Royston Cocker. De langgekoesterde wens van zoon Peter ging eindelijk in vervulling. Daarna heeft zijn zuster Marguerite - woonachtig in Engeland - ook het graf van haar vader bezocht. Drie van de vijf kinderen van Peter hebben daarna het graf van hun grootvader bezocht.

 

 

 

 

Het verhaal van Mietje Frenk

 

Gelijktijdig met de bemanning is ook het joodse meisje Mietje Frenk (19 december 1896) begraven.

Mietje en haar zes jaar oudere zusje Kaatje (13 december 1890) zaten ondergedoken in een vakantiehuisje op Coldenhove, Eerbeek. Ze behoorden tot een gefortuneerde orthodoxe joodse familie en waren beiden geboren in Zierikzee en later vertrokken naar Rotterdam, waar Mietje directrice en Kaatje hoofd van de huishouding werd van het Joodse ziekenhuis. Op 12 juni 1944 – waarschijnlijk door verraad – zijn ze door leden van de Sicherheitspolizei opgepakt. Mietje heeft gevraagd of ze naar de W.C. mocht en daar heeft ze met cyaankali, wat ze altijd bij zich droeg, een einde aan haar leven gemaakt. Kaatje ging wel met de Duitsers mee en is op 11 november 1944 in het concentratiekamp Auschwitz om het leven gebracht. De twee zusters hadden ook nog een ongeveer 4-jarig jongetje bij zich. Van hem is niets bekend, vrijwel zeker is hij ook op transport gesteld en na aankomst in het kamp direct vergast. Mietje en Kaatje hadden 6 broers, waarvan er twee jong zijn overleden en drie in Duitse concentratiekampen zijn overleden. Van de twee zuster is er één in 1944 in Auschwitz overleden. De ouders waren voor de oorlog al overleden. Achttien jaar later verzocht de Nederlands-Israëlische gemeenschap uit Rotterdam Mietje te mogen herbegraven op de Joodse begraafplaats in Rotterdam. Dat is gebeurd.

 

 

 

Bron: Uit de archieven van J.Zengerink